Gezelschapsspellen

36 kaartjes, 3 pagina's

Volgens de bekende spelregels:
Om beurten 2 kaartjes omdraaien. Draai je 2 gelijke kaartjes om, dan mag je ze houden en nog een poging doen. Ongelijke kaartjes draai je weer terug. Wie tot slot de meeste kaartjes heeft is winnaar.

Er kan op meerdere manieren een combinatie gemaakt worden: plaatje/plaatje, plaatje/woord, woord/woord, enz
Van deze keuze hangt ook af hoeveel exemplaren er van een pagina geprint moeten worden.
Alle drie gecombineerd kunnen er ook drietallen gelegd worden.

Woorden:
kaart – vlag – wapen – tulp – molen – Amsterdam – klompen – kaas – drop – oranje – Sinterklaas – Nijntje

72 kaarten, 18 pagina's

18 kwartetten:
1. Nederland: kaart – vlag – wapen – wimpel
2. Koningshuis: koning – koningin – postzegel – munt
3. Oranje: voetbal – postzegel – kroon – leeuw
4. Landschap: dorp – stad – weiland – bos
5. Water: zee – rivier – sloot – meer
6. Waterwerk: brug – dijk – sluis – Deltawerken
7. Kust: strand – duin – vuurtoren – zeehond
8. Scheepvaart: haven – schip – sleepboot – zeilboot
9. Visserij: vissersboot – visser – viskraam - haring
10. Snoeperij: speculaas – stroopwafel – drop – tompouce
11. Eten: kaas – bitterballen – poffertjes – boerenkool
12. Feesten: Koningsdag – Bevrijdingsdag – Prinsjesdag – Sinterklaas
13. Kerkelijke Feestdagen: Kerstfeest – Pasen – Hemelvaart – Pinksteren
14. Héél Hollands: fietsen – schaatsen – draaiorgel – Nijntje
15. Toerisme: Amsterdam – Molen – Bollenveld – Kaasmarkt
16. Delfts blauw: klompen – klederdracht – koe - tulp
17. Gebouwen: Ridderzaal – paleis – Rijksmuseum - Muiderslot
18. Vroeger: Willem van Oranje – Anne Frank – Rembrandt – Van Gogh