Materialen

1 pagina

20 woorden niveau 1:
sneeuw - slee - koud - jas - muts - das - want - laars - trui - sok - bal - pop - schep - ski - ijs - wak - schots - glad - schaats - dooi

1 bord + 16 kaartjes, 2 pagina's

Het matrixbord bestaat uit rijen en kolommen. De bovenste rij en de linker kolom bevatten plaatjes. Kinderen gaan de informatie van beide combineren en de kleine kaartjes op het matrixbord leggen waar de rij en de kolom elkaar kruisen.

31 woordkaarten + 1 label, 8 pagina's

Woorden:
sneeuw – het sneeuwt – slee – ik slee – muts – want – das – jas – trui – laars – slof – bal – ik gooi – ik rol – pop – schep – ik schep – ski – ik ski – het vriest – koud – ijs – glad – schots – wak – schaats – ik schaats – ik voer – mus – mees – het dooit

31 woordkaarten + 1 label, 8 pagina's

Woorden:
de sneeuw – het sneeuwt – de slee – ik slee – de muts – de want – de das – de jas – de trui – de laars – de slof – de bal – ik gooi – ik rol – de pop – de schep – ik schep – de ski – ik ski – het vriest – koud – het ijs – glad – de schots – het wak – de schaats – ik schaats – ik voer – de mus – de mees – het dooit

31 wordcards + 1 label, 8 pages

Words:
snow – snowing – sled – sledding – hat – mitten – scarf – coat – sweater – boot – slipper – snowball – throwing – rolling – snowman – shovel – shoveling – ski – skiing – freezing – cold – ice - ice skate – ice skating – feeding birds – bird feeder – melting

19 woordkaarten + 1 label, 5 pagina's

Woorden:
thermometer – ijsbaan – ijspegels – ijsbloemen - ijskristal – bevroren – krabber – slipgevaar – slippen – winterband – strooiwagen – schuiver – voederhuisje – vetbol – pindaketting – oorwarmers – handschoenen – laarzen – spoor

15 woordkaarten + 1 label, 8 pagina's

Met lidwoorden. De klankgroepen worden aangeduid met stippen.

Woorden:
de thermometer - koud - de jas - de das - de muts - de wanten - de handschoenen - de laarzen - de sneeuw - de slee - de sneeuwpop - de skipiste - het ijs - de ijsbaan - de ijspegels

23 woordkaarten + 1 label, 6 pagina's

Woorden:
piste – skiën – langlaufen – skilift – skischoen – ski's – stokken – bril – helm –
snowboarden – snowboard – ijsbaan – schaatsen – noor – klapschaats – kunstrijden – kunstschaats – ijshockey – stick – hockeyschaats – puck – doel – scheidsrechter

23 woordkaarten + 1 label, 6 pagina's

Woorden:
de piste – skiën – langlaufen – de skilift – de skischoen – de ski's – de stokken – de bril – de helm – snowboarden – het snowboard – de ijsbaan – schaatsen – de noor – de klapschaats – kunstrijden – de kunstschaats – ijshockey – de stick – de hockeyschaats – de puck – het doel – de scheidsrechter